Grote delen van het land hebben en krijgen te maken met krimp. In die regio's wonen steeds meer ouderen en steeds minder jongeren. Dat heeft gevolgen voor de economie, maar ook voor het functioneren van steden, dorpen en gemeentes. Zuid-Limburg is een gebied waar de krimp keihard toeslaat. Een nieuw geluid in de regio is hard nodig. Niet om het tij te keren, maar vooral om het beste uit de situatie te halen. Deze blog brengt nieuws, achtergronden en opinie over de ontvolking in deze streek.
vrijdag 25 februari 2011
Bijsterveld in Heerlen
Minister van Onderwijs Marja Bijsterveld was vrijdag in Heerlen. Daar gaf ze het startschot voor een experiment om peuters vanaf 2,5 jaar al toe te laten tot het basisonderwijs. Een oplossing voor krimpregio's volgens de minister, die hoopt hiermee kleinere scholen langer bestaansrecht te geven. Daarnaast zouden tweeverdieners profiteren van het plan, omdat zij zo kunnen blijven werken en de kinderen niet naar een dure opvang hoeven te worden gebracht. Zuid-Limburg is samen met Groningen en Zeeland proefregio. Onderwijsinstellingen moeten zelf ideeën aandragen.
zondag 20 februari 2011
Krimp in beeld
Hieronder drie kaarten over hoe het fenomeen krimp zich tot 2040 uitrolt over het hele land.
Ontwikkeling bevolking
Ontwikkeling huishoudens
Ontwikkeling beroepsbevolking
Ontwikkeling bevolking
Ontwikkeling huishoudens
Ontwikkeling beroepsbevolking
In het rapport dat de Adviescommisie Deetman opstelde naar aanleiding van de bevolkingskrimp in (Zuid-) Limburg staat dat minder moet worden ingezet op internationale samenwerking. Tegelijkertijd staan in het rapport twee kaarten waarop de economische bedrijvigheid in Nederland wordt weergegeven. Zonder het buitenland (lees:Duitsland en België) erbij te betrekken zijn in Zuid-Limburg relatief weinig banen voorhanden binnen een reistijd van drie kwartier. Vergeleken met de Randstad zijn dat er 600.000 tegen 2,3 miljoen.
Worden België en Duitsland wel meegerekend, dan doet de regio (euregio) niet onder voor de Randstad (kaart 2). Oke, de komende jaren daalt de beroepsbevolking in Zuid-Limburg in aantal. Dat komt, behalve door de vergrijzende bevolking, ook doordat er veel mensen wegtrekken naar het westen van het land en weinig mensen van buitenaf naar de regio willen verhuizen. Dat er veel mensen wegtrekken en er weinig terugkomen heeft ook te maken met de economische aantrekkelijkheid van het gebied, die nu een onvoldoende krijgt. Deetman slaat met zijn commissie volledig de plank mis op dit gebied. Het rapport, dat niet bindend, maar ook niet vrijblijvend is genoemd, zou juist moeten adviseren dat (toekomstige) ouders er eens over moeten nadenken om hun kinderen tweetalig onderwijs aan te bieden, te beginnen op de basisschool. Sprak pakweg dertig jaar geleden vrijwel iedereen in Zuid-Limburg een aardig woordje Duits, intussen is 'aardig' veranderd in 'steenkolen'. Jongeren, maar ook dertigers en veertigers uit Zuid-Limburg hebben tegenwoordig de grootste moeite met zich verstaanbaar te maken in een taal, die toch aardig op de onze lijkt. Misschien dat het daarom nog wel meevalt met het begrijpen van de Sprache van onze oosterburen. Terwijl voor de inwoners van Zuid-Limburg juist daar veel kansen liggen. Niet alleen op het gebied van werkgelegenheid, mar ook op het gebied van scholing. Architect Mark Maurer pakte dat mooi samen in zijn 'Eutropolis'. Eutropolis is geen stad, maar een regio die loopt van Hasselt via Luik naar Aken. Met daar tussen Maastricht, Sittard-Geleen en Parkstad Limburg. Een netwerkstad, waar talloze studenten hun opleiding naar keuze volgen op een van de vele onderwijsinstellingen die op, ruim genomen, 45 minuten afstand van elkaar opereren. In deze 'stad' zijn de Belgische deelnemers Hasselt en Luik en Aken in Duitsland de economische aantrekkingskrachten. De Zuid-Limburgse gemeenten hangen er nu nog maar wat bij. Maar wat zou dat kunnen veranderen als kinderen plotseling weer fatsoenlijk Duits konden spreken en dicht bij huis een prima opleiding konden volgen. Dan gaat er letterlijk een wereld open voor de toekomstige bevolking van Zuid-Limburg, die dan ook niet meer voor een zekere toekomst naar de Randstad hoeft te verhuizen, maar zijn kennis wil delen met het gebied waar hij vandaan komt. Gelukkig staan basisscholen open tegenover het geven van tweetalig onderwijs, helaas wordt het niet meer gestimuleerd door onze huidige regering, die liever bezuinigt op de ontwikkeling van onze toekomst. Had Deetman deze conclusies meegenomen in zijn rapport, dan was er vast een nieuw advies achteraan geschreven, aan de leiders van het land om eens goed na te denken over de potentie van dat stukje land, dat voor heel Nederland de poort is naar het Europese achterland.
Limburg krimpt door vergrijzing en migratie
Limburg kampt met een sterfteoverschot maar heeft ook te maken met een grote trek naar andere provincies en het buitenland. Uit cijfers van het CBS blijkt dat Limburg op dit moment de enige provincie is met een dalend bevolkingsaantal.
Dat wordt vooral veroorzaakt door Zuid-Limburg. In Noord- en Midden-Limburg groeit de bevolking nog door de komst van buitenlandse werknemers.
Parkstad holt het hardst achteruit. Daar staat vier procent van de woningen leeg, tegenover landelijk twee procent. Daardoor staan de huizenprijzen onder druk. In de stadsregio moeten de komende jaren zeker elfduizend woningen tegen de vlakte, met name in Heerlen, Kerkrade, Landgraaf en Brunssum.
'Geen ruzie in krimpregio's'
Gemeenten in krimpregio's concurreren nog te vaak met elkaar. Volgens de Tweede Kamerfracties van GroenLinks en D66 is het beter een gezamenlijke strategie te ontwikkelen en samen creatieve oplossingen te bedenken.
D66 wil een goede balans van voorzieningen.Het gaat dan om de hoeveelheid en de grootte, maar ook om de specialisatie. "Buurgemeenten moeten elkaar niet beconcurreren met nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen. Dat moet op regionaal niveau op elkaar worden afgestemd. Daar heeft de provincie een belangrijke rol in", vindt Kamerlid Kees Verhoeven (D66), die ook wel iets ziet in het combineren van voorzieningen. "Op het platteland is geen draagvlak meer voor een protestante, katholieke en openbare school. Of je zet in elk dorp een gecombineerde school, of in het ene dorp een openbare en in het andere een protestante."
Ook moet de mededingingswet krimpregio's voldoende ruimte bieden. "In krimpregio's geldt dat voor sommige diensten slechts markt is voor één aanbieder. Is dat dan een ongewenst monopolie op juist een onvermijdelijke concentratie", aldus Verhoeven.
GroenLinks Kamerlid Niels van den Berge wil een tijdelijke Kamercommissie bevolkingskrimp. Hij stelde het actieplan 'Krimpt je regio? Pimp de regio!' op. "Het heeft geen zin om je te verzetten tegen krimp, want het is onomkeerbaar. Steek energie in het aanpakken van de gevolgen. Bouw geen snelwegen van niks naar nergens of bedrijventerreinen voor leegstand." Die Kamercommissie zou moeten onderzoeken hoe het Rijksbeleid moet worden aangepast om bevolkingskrimp te begeleiden. "De regering zegt dat het aan de gemeenten in krimpregio's is om ermee om te gaan. Dat is veel te makkelijk. Veel nationale maatregelen raken juist de voorzieningen in krimpregio's. Denk aan de bezuinigingen in het openbaar vervoer." Van den Berge ziet ook graag dat een krimpfonds wordt ingesteld. "Nu krijgen gemeenten en provincies geld uit het Gemeente- en Provinciefonds. Hoe meer regio's groeien, des te meer geld. Maar krimpregio's hebben niets aan een premie op groei."
'Provincies hebben regie'
Provincies moeten de bevolkingsdaling in goede banen leiden. Dat zei minister Donner op het verzoek van D66 en GroenLinks om niet alle regie uit handen te geven. D66 vreest dat het voorzieningenniveau in krimpgebieden dan onder een landelijk minimum komt en GroenLinks denkt dat het Rijk nog een rol kan spelen bij de planning van bedrijventerreinen. Maar de minister wilde daar niets van horen.
Hij wees op de decentralisatie van de bevoegdheden op het gebied van de ruimtelijke ordening, waarmee de regie bij de provincies ligt. Volgens de minister staan samenwerkende gemeenten als eerste 'aan de lat' om de problemen door bevolkingskrimp regionaal aan te pakken. Het Rijk heeft volgens de minister slechts een faciliterende rol.
Donner deed geen enkele toezegging voor een ondersteunend fonds voor uitgaven die met krimp te maken hebben. Hij wil wel met provincies en gemeenten overleggen over hoe zo'n fonds gevuld zou kunnen worden met middelen uit het gemeente- en provinciefonds.
Krimp biedt boeren nieuwe kans
De agrarische sector kan een rol spelen bij het beperken van maatschappelijke gevolgen van krimp. Volgens LTO-bestuurder Herman van Ham zorgt de opkomende multifunctionele landbouw voor nieuwe bedrijvigheid op het platteland. De aanpak zou moeten aansluiten bij de specifieke kenmerken van de streek.
Bij multifunctionele landbouw hebben boeren een of meer nevenactiviteiten op het bedrijf zoals recreatie, zorg, natuurbeheer en verkoop van eigen producten. Andere bedrijven kunnen hier volgens de bestuurder op inhaken. Provincies en gemeenten moeten dan wel op een lijn zitten om dat te stimuleren. Regels op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu moeten op elkaar worden afgestemd. Bijna eenderde van de agrarische bedrijven heeft een of meer nevenfuncties.
Geen rol voor Avantis bij aanpakken krimp
Grensoverschrijdend bedrijventerein Avantis speelt geen rol van betekenis in het versterken van de Zuid-Limburgse economie. Daarom moet er niet verder in worden geïnvesteerd.
In de eindrapportage Ruimte voor Waardevermeerdering, die adviseert hoe de Zuid-Limburgse economie kan worden versterkt in tijden van bevolkingsdaling, is de adviescommissie Deetman van mening dat niet duidelijk is welke kansen Avantis biedt om de economie in Limburg te stimuleren. "Er zijn onvoldoende concrete en kansrijke suggesties voor het voetlicht gebracht voor de invulling van Avantis. Bij het versterken van economische speerpunten is een combinatie met de invulling van Avantis niet als logische en aantrekkelijke combinatie aan de orde gesteld. Ook is de commissie er niet van overtuigd geraakt dat de andere kant van de grens de toegevoegde waarde ziet van Avantis." Dat laatste is volgens het rapport ook te wijten aan de opstelling van de Limburgse lobby. Die zou nu te zeer zijn gericht op het vragen van hulp in plaats van het duidelijk maken dat een samenwerking ook iets toevoegt aan de Duitse kennisindustrie. Duitse bedrijven zouden daardoor weinig interesse hebben.
Het bedrijventerrein tussen Heerlen en Aken is het eerste grensoverschrijdende bedrijvenpark dat zich richt op internationale samenwerking op het gebied van onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe technologie. Op het terrein zijn 22 bedrijven gevestigd, waaronder zonnecellenfabrikant Solland en het World Trade Center Aken-Heerlen. Het grootste deel van het bedrijvenpark is onbebouwd.
Directeur Rene Seijben van Avantis hoorde het nieuws voor het eerst bij de presentatie van het krimprapport en reageerde dan ook verbaasd. "De commissie vergeet dat als je grensoverschrijdende samenwerking in alle nota's van het Rijk, provincie en gemeentes hebt staan, je ook concrete voorbeelden moet hebben. Avantis is zo'n concreet voorbeeld, waar met een geringe extra investering nog heel veel uit te halen is. Dat dit nu in de publiciteit gebracht is, betekent dat ik in mijn contacten met bedrijven een extra inspanning moet leveren om ze ervan te overtuigen dat Avantis toch de plek is om naartoe te komen."
In de eindrapportage Ruimte voor Waardevermeerdering, die adviseert hoe de Zuid-Limburgse economie kan worden versterkt in tijden van bevolkingsdaling, is de adviescommissie Deetman van mening dat niet duidelijk is welke kansen Avantis biedt om de economie in Limburg te stimuleren. "Er zijn onvoldoende concrete en kansrijke suggesties voor het voetlicht gebracht voor de invulling van Avantis. Bij het versterken van economische speerpunten is een combinatie met de invulling van Avantis niet als logische en aantrekkelijke combinatie aan de orde gesteld. Ook is de commissie er niet van overtuigd geraakt dat de andere kant van de grens de toegevoegde waarde ziet van Avantis." Dat laatste is volgens het rapport ook te wijten aan de opstelling van de Limburgse lobby. Die zou nu te zeer zijn gericht op het vragen van hulp in plaats van het duidelijk maken dat een samenwerking ook iets toevoegt aan de Duitse kennisindustrie. Duitse bedrijven zouden daardoor weinig interesse hebben.
Het bedrijventerrein tussen Heerlen en Aken is het eerste grensoverschrijdende bedrijvenpark dat zich richt op internationale samenwerking op het gebied van onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe technologie. Op het terrein zijn 22 bedrijven gevestigd, waaronder zonnecellenfabrikant Solland en het World Trade Center Aken-Heerlen. Het grootste deel van het bedrijvenpark is onbebouwd.
Directeur Rene Seijben van Avantis hoorde het nieuws voor het eerst bij de presentatie van het krimprapport en reageerde dan ook verbaasd. "De commissie vergeet dat als je grensoverschrijdende samenwerking in alle nota's van het Rijk, provincie en gemeentes hebt staan, je ook concrete voorbeelden moet hebben. Avantis is zo'n concreet voorbeeld, waar met een geringe extra investering nog heel veel uit te halen is. Dat dit nu in de publiciteit gebracht is, betekent dat ik in mijn contacten met bedrijven een extra inspanning moet leveren om ze ervan te overtuigen dat Avantis toch de plek is om naartoe te komen."
Bevolking Heerlen neemt toe
Meer mensen vestigen zich in Heerlen. Zoveel zelfs, dat het sterfteoverschot wordt overtroffen. Daardoor is het inwonersaantal in 2010 met 36 personen toegenomen.
Burgemeester Paul Depla van Heerlen maakte het succes bekend in zijn nieuwjaarsrede. Tegelijkertijd waarschuwt Depla dat een zwaluw nog geen zomer maakt: “Om de verhuiswagenkrimp (als meer mensen wegtrekken, red.) blijvend te keren, moeten alle partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Nog te vaak lijkt het een zaak van alleen corporaties en gemeenten. Dat kan onmogelijk worden volgehouden. Ook de banken die als hypotheekverstrekkers een belangrijke positie vervullen, moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Zeker in buurten met veel particulier woningbezit. Het kan toch niet zo zijn dat banken, die overeind zijn gehouden door de gemeenschap, nu de andere kant opkijken als de gemeenschap een beroep op hen doet.”
Om de stad aantrekkelijker te maken vindt Depla vernieuwing belangrijk. Hij pleit ervoor vaart te maken met de ontwikkeling van onder meer het Maankwartier.
Tegelijkertijd begrijpt de burgemeester de angst die de toenemende leegstand oproept. “Maar geen enkele stad, geen enkel winkelgebied en geen enkele wijk is beter geworden door niet te vernieuwen. Gebeurt dat niet dan stemmen bewoners en winkelend publiek met hun voeten.” Depla waarschuwt voor kramp. “Het is beter om te kijken hoe we araangementen kunnen sluiten, waardoor noodzakelijke vernieuwing samengaat met de aanpak van de leegstand.”
bijdrage inwoners: enthousiasme
Als ze maar enthousiast zijn, de bewoners van Zuid-Limburg. Op de vraag wat de inwoners van Zuid-Limburg kunnen bijdragen bij het in goede banen leiden van de krimp was het antwoord van Deetman: "Als ze maar enthousiast zijn."
Internationale school moet bedrijven paaien
Zuid-Limburg heeft een internationale school nodig om buitenlandse bedrijven aan te trekken. Buitenlandse firma's stellen dit regelmatig als voorwaarde voordat ze überhaupt overwegen ergens neer te strijken.
"Ik heb dat in mijn vorige functies regelmatig meegemaakt. Dat is het eerste wat buitenlandse bedrijven vragen. Hoe zit het met het onderwijs?".
"Ik heb dat in mijn vorige functies regelmatig meegemaakt. Dat is het eerste wat buitenlandse bedrijven vragen. Hoe zit het met het onderwijs?".
vrijdag 18 februari 2011
Omarm de krimp
Niet concurreren, maar samenwerken met buurgemeenten. Begeleiden, niet bestrijden van de krimp. Dat zijn de belangrijkste aanbevelingen uit het rapport van Femke Verwest en Frank van Dam van het Planbureau voor de Leefomgeving over hoe krimpregio’s het beste kunnen handelen in tijden van afname in plaats van groei.
In het rapport gaan de onderzoekers in op de gevolgen van demografische krimp op de lokale woningmarkt en de regionale economie. Volgens de onderzoekers zijn gemeenten, maar ook de rijks- en de provinciale overheid nog teveel gericht op groei. “Veel gemeenten proberen krimp te keren door inwoners aan te trekken uit bijvoorbeeld buurgemeenten. Maar daarmee verleg je alleen het probleem. Dat versterkt de onderlinge concurrentie alleen maar, terwijl nu juist moet worden samengewerkt.” Verwest doelt op gemeenten die nu nog niet te maken hebben met krimp, maar dat over vijftien tot vijfentwintig jaar pas krijgen. Grofweg is dat heel Nederland, behalve de Randstad. Daar groeit de bevolking nog fors tot het jaar 2040. Daarna moet de stadsregio er ook aan geloven. Overigens hebben kleine dorpen net buiten de Randstad nu al te maken met bevolkingsafname.
In Zuid-Limburg is de krimp al aan het begin van dit millennium ingezet. De regio is samen met Zeeland en Oost-Groningen voorbeeldregio voor de rest van het land en heeft inmiddels veel plannen om krimp zo aangenaam mogelijk te maken. Begeleiden, dus. De stadsregio Parkstad Limburg (acht gemeentes waaronder Heerlen, Kerkrade, Nuth, Voerendaal en Landgraaf) ziet de bevolking de komende dertig jaar afnemen van ruim 250 duizend naar 190 duizend inwoners. Dat betekent leegstand in woningen”, zegt Riet de Wit (wethouder Heerlen). “Vooral huurwoningen en koopwoningen in het goedkopere segment komen leeg te staan. Maar ook scholen sluiten, verenigingen houden ermee op, de kapper in de buurt verdwijnt. Het brengt veel onzekerheid met zich mee. Mensen vragen zich af of ze hun huis nog verkocht krijgen. Hoe ga je daarmee om? Volgens mij is het een kwestie van bewustwording. Daar moet je de mensen bij betrekken. Twee jaar geleden verloor Kerkrade de bovenbouw van de middelbare school. Dat was een moeilijk proces. De school had een sterke regionale uitstraling, maar trok simpelweg niet meer genoeg leerlingen. Dat voelt als een verlies voor de hele samenleving.” De Wit pleit voor een nieuwe manier van denken. “Wij denken in Nederland nog vooral in groei. Groei levert geld op. Dat geldt ook voor woningcorporaties. Als een wijk wordt vernieuwd en er is sprake van geldgebrek, dan worden meer woningen en commerciële ruimtes gebouwd om dat verlies te compenseren. Dat werkt in Parkstad niet meer. Wij moeten hier anders mee omgaan. Meer slopen dan nieuw bouwen. En vooral samenwerken met andere gemeentes. De gemeentes in Parkstad Limburg hebben met elkaar afspraken gemaakt over hoeveel elke gemeente moet slopen en mag bouwen. Hetzelfde geldt voor detailhandel. Maar ook voor de samenwerking met, i ons geval Aken. Die stad groeit en kan die ontwikkeling over een aantal jaren niet meer bijhouden. Wellicht is er voor ons een rol weggelegd in het aanbieden van de nodige woonruimte.”
“Dit is een voorbeeld van krimp begeleiden”, zegt Verwest. “Meer richten op slopen en het verkleinen van de woningvoorraad. Investeren in behoud van voorzieningen die al aanwezig zijn en niet te zeer op het binnenhalen van iets nieuws. Dat sluit beter aan op de behoeften in de toekomst. Minder mensen, minder vraag naar woningen. Belangrijk is wel om je beleid te communiceren naar de burgers. Zij moeten weten dat dit de juiste manier is. Dat neemt veel angst weg.”
Volgens het onderzoek moeten de provinciale en de rijksoverheid vooral een controlerende rol spelen bij het begeleiden van krimp. Vooral bij het maken van plannen voor wonen, retail en industrie. Nu zou de aandacht nog te eenzijdig zijn gericht op het stimuleren en mogelijk maken van groei.
Waarom nou juist krimp in Zuid-Limburg?
Krimp heeft een aantal oorzaken. Als eerste een demografische. Zuid-Limburg heeft een sterfteoverschot. Er worden minder kinderen geboren dan er mensen sterven. Immigratie beperkt het gevolg daarvan maar gedeeltelijk. Een andere oorzaak is de aanzuigende werking van andere regio’s die vooral op economisch vlak meer te bieden hebben. Voor Zuid-Limburg zijn dat behalve de Randstad en Noord-Brabant ook de steden Aken, Hasselt en Luik. Een derde is de industriële omvorming van een regio.
Mijnverleden
Zuid-Limburg is opgebloeid als mijnstreek. Door de aanwezigheid van de mijnen trokken de Westelijke (Sittard-Geleen, Stein, Beek) en de Oostelijke Mijnstreek (het huidige Parkstad Limburg met als centrumgemeente Heerlen) talloze bedrijven en werkzoekenden aan. Maastricht is een ander verhaal omdat de stad vooral leeft van toerisme en handel en daarnaast een universiteit heeft die niet alleen potentiële bewoners aantrekt, maar ook een hoop bedrijvigheid. Daar slaat de krimp ook niet zo hard toe als in de voormalige mijnstreken.
Rijksdiensten
Toen de laatste mijn pakweg veertig jaar geleden de poorten voorgoed op slot deed, kelderde de economische waarde van de regio zienderogen. Het leed werd ‘verzacht’ door enkele overheidsdiensten naar de mijnstreken over te hevelen, zoals het CBS, de Belastingdienst en de Algemene Inspectie Dienst. Dat was niet genoeg om het verlies op te vangen. De banen bij de rijksdiensten waren ook niet weggelegd voor de doorsnee mijnwerker, die het moest doen met een lage, vakgerichte opleiding. Het merendeel vond geen werk bij de rijksdiensten. Mensen konden kiezen; werkeloos blijven toekijken of verkassen naar een gebied waar het hen beter zou afgaan. Dat laatste was heel dichtbij, want net over de grens was, en is, er wel wat te halen. Aken en Luik, en tegenwoordig ook Hasselt, gaat het economisch voor de wind. Mede ook omdat in Limburg weinig besluitvaardig werd geopereerd.
Buitenland slimmer
Dat is ook de kritiek die bewoners van Zuid-Limburg hebben op de landelijke overheid. Deels gegrond, deels ook niet. Er zijn geen keiharde besluiten genomen om de regio op te krikken. Zo mocht de regionale luchthaven in Beek niet uitbreiden met een langere start- en landingsbaan en moest zich houden aan bepaalde vliegtijden. Daarvan heeft vliegveld Bierset in Luik geprofiteerd. Maastricht Aachen Airport (in de volksmond nog steeds vliegveld Beek) kampt met teruglopende aantallen passagiers en vracht, terwijl Bierset de toestroom nauwelijks kan bijhouden. En ondanks dat Zuid-Limburg na Noord-Brabant en de Randstad het meest verstedelijkte gebied is in Nederland, wordt al veertig jaar gediscussieerd over een tunnel, die de A2 bij Maastricht moet verlossen van verkeerslichten, die helemaal alleen oorzaak zijn van de dagelijkse files, die vaker drie kwartier vertraging opleveren. En nu pas, nu bekend is dat de regio gestaag leegloopt, is het besluit gevallen. Hetzelfde geldt voor de aanleg van een derde rijbaan (spitsstrook) op diezelfde A2 in de drukke Westelijke Mijnstreek. Natuurlijk speelt in al die discussies ook mee dat drie regio’s (Maastricht, Westelijke- en Oostelijke Mijnstreek) elkaar lange tijd het licht in de ogen niet hebben gegund. Het zijn allemaal oorzaken dat de ‘Zuid-Limburger’ kiest voor een beter leven over de grens. Dichtbij, maar met meer perspectief.
Samenwerken
Gelukkig hebben de drie regio’s, in de tijd dat de nood het hoogst besloten samen het beste ervan te maken in plaats van voortdurend te concurreren om de beste bedrijven binnen te halen. Door die bewustwording wordt nu ook niet meer zo snel met de beschuldigende vinger gewezen naar Den Haag,maar wordt er meer gekeken naar de kansen die zich voordoen als er wordt samengewerkt met florerende regio’s over de grens. Al mag de landelijke overheid zich wel aanrekenen dat alsmaar wordt geïnvesteerd in een regio die zo is dichtgeslibd dat groei nauwelijks nog mogelijk is en te weinig wordt gekeken naar regio’s - ook Noordoost Groningen en Zeeland - die nog legio kansen bieden.
Zuid-Limburg is opgebloeid als mijnstreek. Door de aanwezigheid van de mijnen trokken de Westelijke (Sittard-Geleen, Stein, Beek) en de Oostelijke Mijnstreek (het huidige Parkstad Limburg met als centrumgemeente Heerlen) talloze bedrijven en werkzoekenden aan. Maastricht is een ander verhaal omdat de stad vooral leeft van toerisme en handel en daarnaast een universiteit heeft die niet alleen potentiële bewoners aantrekt, maar ook een hoop bedrijvigheid. Daar slaat de krimp ook niet zo hard toe als in de voormalige mijnstreken.
Rijksdiensten
Toen de laatste mijn pakweg veertig jaar geleden de poorten voorgoed op slot deed, kelderde de economische waarde van de regio zienderogen. Het leed werd ‘verzacht’ door enkele overheidsdiensten naar de mijnstreken over te hevelen, zoals het CBS, de Belastingdienst en de Algemene Inspectie Dienst. Dat was niet genoeg om het verlies op te vangen. De banen bij de rijksdiensten waren ook niet weggelegd voor de doorsnee mijnwerker, die het moest doen met een lage, vakgerichte opleiding. Het merendeel vond geen werk bij de rijksdiensten. Mensen konden kiezen; werkeloos blijven toekijken of verkassen naar een gebied waar het hen beter zou afgaan. Dat laatste was heel dichtbij, want net over de grens was, en is, er wel wat te halen. Aken en Luik, en tegenwoordig ook Hasselt, gaat het economisch voor de wind. Mede ook omdat in Limburg weinig besluitvaardig werd geopereerd.
Buitenland slimmer
Dat is ook de kritiek die bewoners van Zuid-Limburg hebben op de landelijke overheid. Deels gegrond, deels ook niet. Er zijn geen keiharde besluiten genomen om de regio op te krikken. Zo mocht de regionale luchthaven in Beek niet uitbreiden met een langere start- en landingsbaan en moest zich houden aan bepaalde vliegtijden. Daarvan heeft vliegveld Bierset in Luik geprofiteerd. Maastricht Aachen Airport (in de volksmond nog steeds vliegveld Beek) kampt met teruglopende aantallen passagiers en vracht, terwijl Bierset de toestroom nauwelijks kan bijhouden. En ondanks dat Zuid-Limburg na Noord-Brabant en de Randstad het meest verstedelijkte gebied is in Nederland, wordt al veertig jaar gediscussieerd over een tunnel, die de A2 bij Maastricht moet verlossen van verkeerslichten, die helemaal alleen oorzaak zijn van de dagelijkse files, die vaker drie kwartier vertraging opleveren. En nu pas, nu bekend is dat de regio gestaag leegloopt, is het besluit gevallen. Hetzelfde geldt voor de aanleg van een derde rijbaan (spitsstrook) op diezelfde A2 in de drukke Westelijke Mijnstreek. Natuurlijk speelt in al die discussies ook mee dat drie regio’s (Maastricht, Westelijke- en Oostelijke Mijnstreek) elkaar lange tijd het licht in de ogen niet hebben gegund. Het zijn allemaal oorzaken dat de ‘Zuid-Limburger’ kiest voor een beter leven over de grens. Dichtbij, maar met meer perspectief.
Samenwerken
Gelukkig hebben de drie regio’s, in de tijd dat de nood het hoogst besloten samen het beste ervan te maken in plaats van voortdurend te concurreren om de beste bedrijven binnen te halen. Door die bewustwording wordt nu ook niet meer zo snel met de beschuldigende vinger gewezen naar Den Haag,maar wordt er meer gekeken naar de kansen die zich voordoen als er wordt samengewerkt met florerende regio’s over de grens. Al mag de landelijke overheid zich wel aanrekenen dat alsmaar wordt geïnvesteerd in een regio die zo is dichtgeslibd dat groei nauwelijks nog mogelijk is en te weinig wordt gekeken naar regio’s - ook Noordoost Groningen en Zeeland - die nog legio kansen bieden.
dinsdag 15 februari 2011
‘Wijkbewoners machteloos tegen overheid’
Krimp wordt vaak gezien als een negatieve ontwikkeling. Maar het biedt ook legio kansen. Mark Renne greep zijn kans en werd krimpcoach. Nu probeert hij ook anderen de mogelijkheden van krimp te laten zien.
Adviesrol
De term krimpcoach heeft hij eigenlijk een beetje ‘gejat’. “Enkele jaren geleden werd het Groningse dorp Ganzedijk geconfronteerd met het fenomeen krimp. Ganzedijk stond op de nominatie om gesloopt te worden. Er was te veel leegstand en daardoor verpaupering. Het dorp is uiteindelijk blijven bestaan omdat de bewoners fel verzet hebben geleverd tegen de voorgenomen sloop. Om beter partij te bieden aan de andere gesprekspartners zoals gemeente en woningbouwvereniging namen ze een adviseur in de hand. Dat was eigenlijk de eerste krimpcoach.” Renne volgde de ontwikkelingen in Ganzedijk op de voet. “Ik verwacht dat er steeds meer besluiten die met krimp te maken hebben in de wijk terecht komen. In zo’n wijk wordt dan bijvoorbeeld het besluit neergelegd dat hele straten of buurten tegen de vlakte moeten om leegstand te voorkomen. Een wijkplatform of bewonersorganisatie, mits überhaupt aanwezig, wordt door de overheid of woningcorporaties om de oren geslagen met moeilijk leesbare teksten en nog onbegrijpelijkere besluiten. Zonder bijstand hebben ze helemaal niets in de melk te brokkelen. Als zo’n organisatie een adviseur, oftewel krimpcoach, in de hand neemt staat ze een stuk sterker. Die rol wil ik graag vervullen.”
De term krimpcoach heeft hij eigenlijk een beetje ‘gejat’. “Enkele jaren geleden werd het Groningse dorp Ganzedijk geconfronteerd met het fenomeen krimp. Ganzedijk stond op de nominatie om gesloopt te worden. Er was te veel leegstand en daardoor verpaupering. Het dorp is uiteindelijk blijven bestaan omdat de bewoners fel verzet hebben geleverd tegen de voorgenomen sloop. Om beter partij te bieden aan de andere gesprekspartners zoals gemeente en woningbouwvereniging namen ze een adviseur in de hand. Dat was eigenlijk de eerste krimpcoach.” Renne volgde de ontwikkelingen in Ganzedijk op de voet. “Ik verwacht dat er steeds meer besluiten die met krimp te maken hebben in de wijk terecht komen. In zo’n wijk wordt dan bijvoorbeeld het besluit neergelegd dat hele straten of buurten tegen de vlakte moeten om leegstand te voorkomen. Een wijkplatform of bewonersorganisatie, mits überhaupt aanwezig, wordt door de overheid of woningcorporaties om de oren geslagen met moeilijk leesbare teksten en nog onbegrijpelijkere besluiten. Zonder bijstand hebben ze helemaal niets in de melk te brokkelen. Als zo’n organisatie een adviseur, oftewel krimpcoach, in de hand neemt staat ze een stuk sterker. Die rol wil ik graag vervullen.”
Renne kent het klappen van de zweep van corporaties en overheden. Hij werkt sinds 1994 bij woningstichting Land van Rode in Kerkrade, een van de meest vergrijzende steden in Nederland waar ook als eerste het fenomeen krimp werd waargenomen. De woningcorporatie was snel met het afstemmen van het vastgoedbeleid op de slinkende markt. Naast zijn werk bij Land van Rode, dat hij sinds de oprichting van zijn eigen bureau Krimpcoach & Streekpower parttime vervult, is Renne ook actief als bewonersadviseur van de Nederlandse Woonbond (voor huurdersbelangen) en is hij aanwezig bij allerlei netwerkbijeenkomsten die met krimp in Zuid-Limburg te maken hebben.
Niet voor wijkbewoners
“Op dit moment is krimp vooral een strategische discussie aan vergadertafels. Er worden beleidsafspraken gemaakt en er wordt een tactiek bepaald voordat er actie wordt ondernomen. Die actie blijft vaak achterwege. Er wordt wel her en der gesloopt, maar er is een soort aarzeling. Dat is ook wel begrijpelijk, want het zijn onomkeerbare keuzes die gemaakt worden. Ik bedoel, er is altijd wel gesloopt, maar niet in de mate waarin dat nu moet gebeuren. Als er werd gesloopt, was dat omdat een gebouw aan vervanging toe was door bijvoorbeeld ouderdom. Nu verdwijnt een heel huizenblok, maar komt er niets meer voor terug. Terwijl het nog allerminst duidelijk is wat er door krimp gebeurt. Ook in wijken. De buurt of wijk als organisatie heeft maar weinig mogelijkheden om zelf iets te zeggen. Er is begrip voor de situatie, mensen snappen wel dat er iets moet gebeuren om de gevolgen van krimp te beperken, maar zien vaak ook kansen die door de beleidsbepalers niet worden gezien. Dat gebeurde ook in Ganzedijk. Voor een krimpcoach is het de taak de bewoners zo goed mogelijk te begeleiden in hun aanpak. Aan de andere kant zijn zulke omvangrijke ingrepen voor gemeentes en corporaties niet haalbaar zonder samenwerking met de wijkbewoners.”
“Op dit moment is krimp vooral een strategische discussie aan vergadertafels. Er worden beleidsafspraken gemaakt en er wordt een tactiek bepaald voordat er actie wordt ondernomen. Die actie blijft vaak achterwege. Er wordt wel her en der gesloopt, maar er is een soort aarzeling. Dat is ook wel begrijpelijk, want het zijn onomkeerbare keuzes die gemaakt worden. Ik bedoel, er is altijd wel gesloopt, maar niet in de mate waarin dat nu moet gebeuren. Als er werd gesloopt, was dat omdat een gebouw aan vervanging toe was door bijvoorbeeld ouderdom. Nu verdwijnt een heel huizenblok, maar komt er niets meer voor terug. Terwijl het nog allerminst duidelijk is wat er door krimp gebeurt. Ook in wijken. De buurt of wijk als organisatie heeft maar weinig mogelijkheden om zelf iets te zeggen. Er is begrip voor de situatie, mensen snappen wel dat er iets moet gebeuren om de gevolgen van krimp te beperken, maar zien vaak ook kansen die door de beleidsbepalers niet worden gezien. Dat gebeurde ook in Ganzedijk. Voor een krimpcoach is het de taak de bewoners zo goed mogelijk te begeleiden in hun aanpak. Aan de andere kant zijn zulke omvangrijke ingrepen voor gemeentes en corporaties niet haalbaar zonder samenwerking met de wijkbewoners.”
Ouderen raken woning aan straatstenen niet kwijt
Voor ouderen in Kerkrade is het steeds lastiger om te verhuizen naar bijvoorbeeld een aangepaste, gelijkvloerse (huur)woning. Ze krijgen hun koopwoning moeilijk verkocht. Hun eigen woning houden en 90-proof maken lijkt de enige oplossing.
Uit een onderzoek op verzoek van de Seniorenraad Kerkrade komt naar voren dat ouderen in de gemeente al jaren moeite hebben met de verkoop van hun woning, omdat er simpelweg geen interesse is. “Die mensen hoeven nog niet per se direct te verkassen omdat ze nu nog niet slecht ter been zijn. Maar ze willen ook niet wachten tot dat wel zo is”, zegt vice-voorzitter Jo Hubben van de Seniorenraad. “Door de zogenaamde ontvolking zijn zelfs de vroege vogels nu wellicht te laat”.
Een woning staat in Kerkrade gemiddeld twaalf maanden te koop. Een 55-plusser oet er twee jaar over zijn woning te slijten. Daarbij geldt: hoe hoger de prijs, hoe langer het duurt. Boven de twee ton – in Kerkrade is dat gelijk aan een riant (half)vrijstaand huis – kan het zelfs 30 maanden duren. Nu ouderen hun woning niet kwijtraken komt ook de verhuur van een pas gebouwd appartementencomplex, met voorzieningen voor ouderen, in gevaar. Een ander risico is dat woningen van jongere eigenaren, die een hogere hypotheeklast hebben, minder waard worden. “Als een of twee ouderen in dezelfde buurt straks noodgedwongen moeten verkopen, gebeurt dat natuurlijk tegen een lagere prijs. De verkoopprijs van andere woningen wordt daaraan aangepast. Het zou zomaar kunnen dat mensen die hun woning veel later, tegen een hogere prijs en dus met een hogere hypotheek hebben gekocht met een restschuld achterblijven.” Dat laatste wordt volgens Hubben nog eens in de hand gewerkt door de houding van banken en hypotheekverstrekkers. “Die zeggen keihard tegen de senioren; je hebt destijds een goede prijs betaald, nu kun je best nog wat zakken met de prijs.” Met als gevolg dat veel ouderen hun woning veel te goedkoop aanbieden. “We zien panden die prima in orde zijn en ver onder de taxatieprijs worden aangeboden. Soms zelfs tot veertig procent onder de geschatte waarde. Dat moet je voorkomen.”
Ouderen zouden dan ook langer eigenaar moeten blijven. Desnoods met enkele aanpassingen aan de woning. Is ook een eerder uitgevoerd project onder de noemer ‘thuis ouder worden’ weer van stal gehaald. Daarin kregen mensen het advies om bij verbouwingen rekening te houden met het ouder worden. “Met de uitkomsten van dat project heeft de gemeente Kerkrade nooit iets gedaan, maar het plan past prima in deze tijd. Experimenteren om te kijken hoe lang ouderen in hun eigen woning kunnen blijven. Het klinkt misschien een beetje vreemd, maar als je er vanuit gaat dat iedere oudere alleen maar in een gelijkvloers appartement kan wonen waar zorg kan worden ingeplugd, dan weet je nu al dat woningcorporaties uiteindelijk de vraag naar die woningen niet meer aankunnen. Vanwege de hoeveelheid bouwen, maar ook door gebrek aan ruimte. Daarom is het echt noodzakelijk om nu al te zoeken naar mogelijkheden om de eigen woning aan te passen.”
Hubben hoopt dat ouderen op die manier de verkoop vijf tot tien jaar kunnen uitstellen. “Tegen die tijd is de herstructurering (lees: sloop) in Parkstad nagenoeg uitgevoerd en zijn er een stuk minder woningen op de markt. Dat beïnvloedt de prijs weer in positieve zin. Een andere optie om die prijs te beïnvloeden is de woningen niet tegelijk te koop aan te bieden.
Abonneren op:
Posts (Atom)